Ontzagwekkende genade
Mijn collega trouwt vandaag met zijn geliefde verloofde. Vanmiddag voor de burgerlijke stand in een prachtige tuin ergens in Oudewater en vanavond vindt de huwelijksvoltrekking voor God plaats. In de Sint Janskerk te Gouda om precies te zijn. Ik ben uitgenodigd voor de huwelijksvoltrekking in de kerk. Samen met drie collega’s zit ik, geheel corona-proof, klaar en wacht tot de bruid de Kerk binnenkomt aan de arm van haar vader. Ondertussen kijk ik wat rond. Ik ben onder de indruk. Wat een prachtige, grote kerk is dit.
We zijn omringd door hoge ramen met glas in lood. De zon schijnt deze avond nog heerlijk buiten en zorgt voor een enorm kleurenspel in de Kerk. Wat is dit mooi. Mijn mond valt open bij het zien van al deze pracht. Ik zie twee orgels, waarvan één helemaal tot aan het hoge plafond rijkt. Voor mijn gevoel is het ontzagwekkend hoog.
Plotseling voel ik mij heel klein. Zal ik mij ook zo klein voelen als ik ooit voor mijn hemelse Vader sta? Deze gedachte vult mij met een nederigheid en blijft nog een hele tijd bij me.
God de Vader, Hij is zo niet te bevatten groot en ik ben zo ontzettend klein. Ik word heel stil bij deze gedachte.
Alsof door de bliksem getroffen besef ik dat Hij mij door en door kent. Hij, die zo immens groot en machtig is, ziet en kent mijn hart. Sterker nog, alle haren op mijn hoofd heeft Hij geteld. God de Vader weet alles van mij. Niet om Zijn vinger naar mij uit te strekken en mij terecht te wijzen. Nee, omdat Hij van mij houdt. Onvoorwaardelijk kiest Hij ervoor om mij, in al Zijn Grootheid te zoeken.
Met oneindig veel geduld wacht Hij totdat ik de eerste stap zet. Hij wacht tot ik er klaar voor ben om een persoonlijke relatie met Hem aan te gaan. God de Vader houdt onvoorwaardelijk veel van mij. Wauw, dit besef geeft een heel bijzonder perspectief aan het geheel. De gedachte vult mij met diep ontzag.
Hoe vaak ren ik zelf door mijn drukke leven omdat ik zoveel mogelijk in een dag probeer te proppen? God ziet mijn druk doen aan en wacht geduldig af tot ik tot inkeer kom.
Wat een God, Hij moet toch wel heel veel van mij houden en oneindig veel geduld hebben. Hij veroordeelt niet, wacht mij geduldig op tot het moment dat ik vermoeid, door mijn eigen rennen en vliegen, uiteindelijk neerplof aan Zijn voeten.
En wat gebeurt er wanneer ik dit alles op een goede ochtend weer vergeten lijk te zijn? Wanneer ik weer als een soort race-eend door het leven scheur? Ook dan staat Hij weer vol geduld mij op te wachten. Wat een God, wat een Vader, wat een genade!