Zoeken en gevonden worden
De erfgrens van onze achtertuin eindigt met een dijk. Tuin, vlonder, sloot, dijk en daarachter de ringvaart. De dijk loopt door ons dorp heen, en eenieder met de tuin aan de dijk heeft dus zijn eigen stukje dijk. Zo ook wij. Manlief houdt keurig het gras op de dijk kort met zijn pasverworven maaier. Zijn hobby is het zeker niet. Eén van onze buurmannen deed het voorheen altijd (tegen vergoeding, dat dan weer wel!) maar sinds corona hem trof mag hij zich volledig richten op zijn herstel in plaats van het gras op onze dijk. Een andere buurman bedankte vervolgens voor een briljant aanbod van mijn lief. De nieuwe grasmaaier mocht hij voor altijd in bruikleen hebben. Als tegenprestatie verwachtte lief dat hij ook onze dijk maait wanneer hij zijn eigen stukje onder handen neemt. De buurman bedankte en dus nu staat lief zelf op de dijk om ons gras aldaar kort te houden.
Dat is best een ding aangezien we met de renovatie van onze tuin vorig jaar voor kunstgras hebben gekozen zodat lief niet hoefde te maaien. Het gras kruipt waar het niet gaan kan, zullen we maar zeggen.
De buren van de dijk aan de andere kant lossen het anders op. Zij ‘lenen’ van de boer schapen om het gras op de dijk kort te krijgen. Waren het er vorig jaar nog drie, dit jaar zijn het er twee. Althans, dat was het plan. Ken je het spreekwoordelijk gezegde: ‘als er één schaap over de dam is, volgen er meer’? Het gaat in ieder geval niet op voor de geleende schapen bij de buren. Daar waar de ene moeiteloos over het smalle bruggetje koers maakt richting dijk blijft de ander blatend achter in de tuin. Dag in, dag uit blaat één schaap zich de longen uit het lijf, het is niet om aan te horen. Een aantal weken later is het blatende schaap verdwenen en mag de achterblijver de klus alleen verder afmaken. Dat gaat onder blatend protest. Iedere keer als hij beweging constateert snelt hij naar het hek op de dijk voor een kletspraatje gepaard met wat gekriebel achter de oren. Blatend en snakkend naar aandacht probeert hij zelfs om met zijn poten tussen de hekdelen naar onze kant te komen. Deze laatste actie mislukt jammerlijk. Het kletspraatje en het kriebelen achter de oren wordt met een schaapachtige blik ontvangen. Het lijkt wel of hij zijn herder kwijt is en verlangend op zoek is naar de kudde.
‘Zie je wel’, zeg ik tegen manlief, een schaap is niet gemaakt om alleen te zijn. God zegt het zelf in zijn woord. En Hij kan het weten, hij heeft tenslotte schapen gemaakt. Geldt ditzelfde ook niet voor ons mensen?